De geheime politie

Toen Margarita aan Woland vroeg om haar en de meester terug te brengen naar de kelderwoning in de omgeving van Arbat, zei de meester: «Ach, messire, luister niet naar deze ongelukkige vrouw! in dat souterrain woont allang een ander». Woland echter zei: «We zullen het toch proberen». En hij riep Azazello bij zich. Meteen daarop stortte van het plafond een verbijsterde burger, de waanzin nabij, naar beneden. Hij was in ondergoed maar had vreemd genoeg een koffer in de hand en een pet op het hoofd. Hiermee doelde Boelgakov op het feit dat tijdens de Stalinterreur iedere sovjetburger wel ergens een koffertje met daarin de meest noodzakelijke dingen had gereed staan, voor het geval men nachtelijk bezoek kreeg van de geheime politie.

OGPU/GUGB en NKVD

In de tijd waarin Boelgakov aan De meester en Margarita werkte was het NKVD onder meer verantwoordelijk voor de geheime politie, tot juli 1934 de naam droeg van Объединённое государственное политическое управление (ОГПУ) [Obedinjonnoje gosoedarstvennoje polititsjeskoje oepravlenje] (OGPU) of Verenigde politieke staatsadministratie. Daarna werd de naam veranderd in Главное управление государственной безопасности (ГУГБ) [Glavnoje oepravlenje gosoedarstvennoj bezopasnosti] (GUGP) of Hoofddirectoraat voor Staatsveiligheid.

De OGPU/GUGP was één van de belangrijkste en meest invloedrijke onderdelen van het NKVD, het Народный комиссариат внутренних дел of Volkscommissariaat voor Interne Zaken.

Het belang van het GUGB in het NKVD wordt duidelijk aangetoond door het feit dat het rechtstreeks geleid werd door de Volkscomissaris zelf. In de volksmond werd de geheime politie trouwens vaak niet met OGPU/GUGB, maar gewoon met NKVD aangeduid.

De vroege voorloper van het GUGB was de Tsjeka, opgericht in 1917 en geleid door de beruchte Felix Edmundovitsj Dzerzjinski (1877-1926). De volledige naam klinkt nogal hilarisch: Всероссийская чрезвычайная комиссия по борьбе с контрреволюцией и саботажем [Vserossiskaja tsjrezvitsjajnaja komissija po borbje s kontrevoljoetsnej i sabotazjem] of Panrussische buitengewone commissie voor de bestrijding van de contrarevolutie en sabotage. De Tsjeka werkte direct onder toezicht van de Sovnarkom. Later werd de organisatie omgevormd tot GPU (1922), OGPU (1923) en GUGB (1934), en werd ze ondergebracht bij het NKVD. In 1953 werd de organisatie omgevormd tot het Комитет Государственной Безопасности (КГБ) [Komitet Gosoedarstvennoj Bezopasnosti] (KGB) of Comité voor Staatsveiligheid.

Felix Edmundovitsj Dzerzjinski
Felix Edmundovitsj Dzerzjinski

De OGPU/GUGB kende drie opeenvolgende leiders die stuk voor stuk berucht werden: Henrich Grigorevitsj Jagoda (1891-1934) - die ook een rol zou krijgen in De meester en Margarita - Nikolaj Ivanovitsj Jezjov (1936-1938) en Lavrenti Pavlovitsj Beria (1899-1953). Geen van de drie stierf een natuurlijke dood. De eerste twee werden door Stalin geliquideerd, de derde overleefde hem enkele maanden, maar werd kort na Stalins dood door diens opvolger Nikita Sergejevitsj Chroesjtsjov (1894-1971) gearresteerd en geëxecuteerd.

Henrich Grigorevitsj Jagoda
Henrich Grigorevitsj Jagoda

Het NKVD is mede verantwoordelijk geweest voor een ware staatsterreur uitgevoerd tegen dissidente schrijvers, joodse intellectuelen, geleerden en andersdenkenden (ook katholieke en orthodoxe priesters en religieuzen). Daarbij werd geen middel - hoe laag ook - geschuwd om deze niet-communisten het leven zuur te maken, te achtervolgen, te vermoorden of bij hen thuis binnen te vallen voor een «onderzoek naar staatsgevaarlijke activiteiten». Wie als dissident weigerde zich te conformeren aan het communistische gedachtengoed, kon opgesloten worden in een psychiatrische kliniek. Wie slechts de schijn tegen had, kon met de dienst te maken krijgen.

De Особое Совещание of Speciale Raad van het NKVD werd opgericht door hetzelfde decreet van 10 juli 1934 waarmee het NVKD zelf was opgericht. Deze Speciale Raad was gemachtigd om administratieve straffen uit te spreken, zonder tussenkomst va een rechtbank. Dat kon gaan om verbanning uit de woonplaats of naar een andere regio, verwijzing naar werkkampen (voor maximum 5 jaar) of deportatie uit de USSR. Vanaf 1936 mocht de Speciale Raad zelfs tot 25 jaar werkkamp of tot de doodstraf besluiten.

De werkkampen werden beheerd door een andere speciale dienst van het NKVD, het Главное Управление Исправительно-Трудовых Лагерей и колоний [Glavnoje Oepravlenje Ispravitelno-Troedovich Lagerej i koloni] of Hoofddirectoraat voor Correctieve Werkkampen en -koloniën, dat opgericht werd in 1929 en ook in het westen bekend geraakte onder de Russische afkorting ГУЛАГ of Goelag .

NKVD-agenten werden niet alleen executeurs, maar op een bepaald moment ook zelf slachtoffers van de repressie. De meerderheid van de NKVD-staf uit de jaren '30 werd op zijn beurt gearresteerd en geëxecuteerd.

NKVD-trojka's

Trojka's (driemanschappen) waren commissies van drie personen. Dat was een vorm van bestuur die vaak voorkwam in de organisatie van de samenleving door de bolsjevieken. Er werd immers van uitgegaan dat drie personen het minimum was om democratische beslissingen te nemen. Op veel niveaus en in verschillende domeinen werden trojka's opgericht. Er waren operationele trojka's (оперативная тройка), gerechtelijke trojka's (судебная тройка), buitengewone trojka's (чрезвычайная тройка) en speciale trojka's (специальная тройка).

Een NKVD-trojka (НКВД тройка) was een comité van drie personen dat straffen kon uitspreken buiten de rechtbanken om, om op een snelle wijze anti-Sovjet elementen te kunnen bestraffen. De voorzitter van een NKVD-trojka was meestal het hoofd van de overeenstemmende regionale omschrijving van het NKVD. Het tweede lid was de procureur van de republiek, de regio of de provincie, en de derde persoon was gewoonlijk de secretaris van de Communistische Partij. De besluiten van de trojka werden doorgegeven aan de overeenstemmende operationele groep die de straffen moest uitvoeren. Tijd en plaats van executies moesten geheim gehouden worden.

Verordening nr. 00447

Op 30 juli 1937 werd de beruchte Verordening nr. 00447 van het NKVD uitgevaardigd. Die handelde over de repressie van voormalige koelakken (zelfstandige boeren), criminelen en andere anti-Sovjet elementen. Door deze verordening werden NKVD-trojka's gecreëerd op het niveau van de republieken, regio's en provincies. Onderzoeksdaden moesten uitgevoerd worden door operationele groepen, «op een snelle en vereenvoudigde wijze», en de resultaten moesten aan de trojka's worden bezorgd die moesten oordelen.

«Koelakken, criminelen en andere anti-Sovjet elementen» moesten volgens de instructies worden ingedeeld in twee categorieën: de eerste categorie was bestemd voor dood door de kogel, de tweede voor werkkampen. Er werden per categorie quota gesteld per regio. Voor Wit-Rusland werd het quotum bijvoorbeeld geschat op 2.000 personen in de eerste categorie en 10.000 in de tweede. Een totaal van 12.000 anti-Sovjet elementen dus. De quota waren ramingen, en konden in principe niet worden overschreden zonder de persoonlijke toestemming van Nikolaj Ivanovitsj Jesjov (1895-1940), bijgenaamd de dwerg, die aan het hoofd van het NKVD stond vanaf 1936. Maar die toestemming was niet moeilijk te krijgen. Anderhalve maand na de uitvaardiging van de Verordening waren al 101.000 arrestaties verricht, en 14.000 veroordelingen uitgesproken. De norm voor de bewijzen lag erg laag: een tip van een anonieme informant kon voldoende zijn voor een arrestatie, zoals Nikanor Ivanovitsj Bosoj kon ondervinden in De meester en Margarita. Na één kort telefoontje van Woland's «tolk» Korovjev belandde hij in de kliniek van dokter Strabvinski. Volgens de NKVD Verordening 00486 werd de familie van de verdachten ook automatisch verdacht, met inbegrip van de kinderen.

Nikolaj Ivanovitsj Jesjov
Nikolaj Ivanovitsj Jesjov

In 1938 werden de NKVD trojka's die door Verordening nr. 00447 waren opgericht, weer afgeschaft.

Het NKVD en de Sovjet economie

Het wijdverbreide systeem van het werk in de Goelags leverde een niet te onderschatten bijdrage aan de Sovjeteconomie en de ontwikkeling van afgelegen gebieden. De eerste wetten in verband met de werkkampen vermeldden de expliciete doelstellingen om onder meer Siberië te koloniseren. Mijnbouw en de aanleg van wegen, spoorwegen, kanalen, dammen en fabrieken in de werkkampen waren een vast onderdeel van de planeconomie in de Sovjetunie, en het NKVD had in dat plan zijn eigen productiedoelstellingen.

Een bijzonder aspect van de realisaties van het NKVD was zeker de rol die de dienst speelde in de vooruitgang van de wetenschappen en de ontwikkeling van wapensystemen. Veel onderzoekers en ingenieurs die waren gearresteerd en vervolgens veroordeeld voor politieke misdrijven werden ondergebracht in een gepriviligieerde gevangenis, een шарашка [sjarasjka]. Een sjarasjka was veel comfortabeler dan een ander kamp van de de Goelag. De wetenschappers werden er verplicht om hun specialiteit daar verder te ontwikkelen en sommigen werden wereldleiders in hun vak. Eén van hen was bijvoorbeeld Sergej Pavlovitsj Korolov (1907-1966), de hoofdontwerper van het Sovjet ruimteprogramma en van de eerste bemande ruimtevlucht in 1961. Een andere bekende uit de sjarasjka's was Andrej Nikolajevitsj Toepolev (1988-1972), de vermaarde ontwerper van vliegtuigen.

Na de Tweede Wereldoorlog coördineerde het NKVD het werk in de nucleaire wapenwedloop, onder leiding van generaal Pavel Anatolevitsj Soedoplatov (1907-1996). Maar de wetenschappers van dat specifieke programma waren geen gevangenen, hoewel hun werk wel gecoördineerd werd door het NKVD. Dat was omdat geheimhouding een belangrijke opdracht was. En geheimhouding, daar was het NKVD in gespecialiseerd.

 

View My Stats