Satire
Klassenloze maatschappij met voorrechten
Over de ontstaansgeschiedenis van de Sovjetmaatschappij kan u méér lezen in de rubriek Context van deze website. Op deze pagina gaat het over één van uitwassen ervan: de nieuwe elite die ontstond in wat de klassenloze maatschappij had moeten worden, en hoe die door Boelgakov in De meester en Margarita meesterlijk wordt gehekeld.
In het revolutiejaar 1917 kende Vladimir Lenin aan de sovjets (de raden) van arbeiders en soldaten een grote betekenis toe als instrumenten voor de overwinning. Toch stond hij niet toe dat ze, zoals velen hoopten, de kernen werden van een nieuwe maatschappelijke orde. De eerste sovjets waren in 1905 als organen van de arbeiders in de bedrijven ontstaan - onder invloed van mensjevistische denkbeelden - en in 1917 onwikkelden zij zich op alle niveaus. Door lokale, regionale en landelijke vereniging kregen zij het karakter van een staat in de staat. Vooral in Petrograd en Moskou werd door de verschillende socialistische partijen fel gestreden om het overwicht in de sovjets, waarbij de bolsjevieken het wonnen van de mensjevieken, althans in deze steden.
De sovjets werden als hefboom gebruikt om de regering ten val te brengen, maar na de overwinning keerde Lenin zich tegen de raden en noemde hen «kiemcellen van een gedecentraliseerde sociale democratie». Reeds in juni 1918 waren de fabriekssovjets feitelijk van hun macht beroofd, doordat de directies niet langer door de arbeiders gekozen werden, maar door de regering benoemd. Lev Davidovitsj Trotski (1879-1940) voerde in het leger een drastische disciplinering door, die aan alle democratische illusies een einde maakte.
Lev Davidovitsj Trotski
De leiding van de nieuwe industriële en landbouwbedrijven kwam in handen van specialisten die, in verhouding tot de gewone man weliswaar grote risico's liepen om in ongenade te vallen, maar die tegelijk materieel begunstigd werden. De afstand in inkomens en de feitelijke voorrechten van enerzijds deze nieuwe klasse van partij- en staatsfunctionarissen, gezagsgetrouwe kunstenaars en wetenschappers, en anderzijds de grote massa werd onder Stalin nog groter.
Bulgakov liked to draw a bead on this new class and its privileges by using funny overstatements. A classic example of this is his description of Griboedov.
«Massolit had zich moeilijk gezelliger en gelieflijker kunnen nestelen dan in Gribojedov. Ieder die Gribojedov betrad, maakte allereerst onvermijdelijk kennis met de bulletins van de diverse sportclubs en de groeps- en individuele foto's van Massolit-leden met welke (t.w. foto's) het trappenhuis naar de bovenverdieping volhing.
Op de deur van de eerste kamer dezer bovenverdieping zag men in koeieletters het opschrift: 'Afdeling hengelaarszomerverblijven', met daaronder de afbeelding van een aan de haak geslagen karper.»
In diezelfde hekelende stijl beschrijft Boelgakov de opschriften die aan de andere deuren van het schrijvershuis bevestigd waren: «Creatieve dagretours. Gelieve zich te wenden tot M.V. Podlozjnaja»; en verder nog «Inschrijvingen papierdistributie bij Poklevkinaja», «Kassa», «Persoonlijke rekening-courant eenakterschrijvers». en de volgens Boelgakov volkomen onbegrijpelijke aanduiding «Perelygino», wat staat voor Peredelkino, waar onder meer de datsja van Boris Leonidovitsj Pasternak (1890-1960)stond. En dan:
«De langste rij wachtenden, die al beneden bij de portiersloge begon, leidde naar een deur waarvoor dag in dag uit hele volksstammen een veldslag leverden. Het opschrift op die deur luidde: 'Bemiddeling woonruimte'».
Was men de bemiddeling woonruimte voorbij, dan werd het oog getroffen door een weelderige affiche, verbeeldende een rots welks top bereden werd door een in kozakkencape gehulde ruiter met een geweer op de rug. Daaronder palmen en een balkon en op dat balkon een jongeman met een kuifje die, uit bar vurige ogen de hoogte in blikkend, een vulpen omklemde. Het onderschrift luidde: «Geheel verzorgde vakanties voor creatieve werkers, van twee weken (kort verhaal - novelle) tot één jaar (roman, trilogie). Jalta, Soejoek-Soe, Borovoje, Tsichidziri, Machindzjaoeri, Leningrad (Winterpaleis)». Ook voor deze deur verdrong zich een menigte, maar geen al te grote, zo'n honderdvijftig man.
En dan volgen nog: «Raad van bestuur Massolit», «Kas Nrs. 2, 3, 5», «Redactiecollege», «Voorzitter Massolit», «Biljartkamer»...
Menippeïsche satire
Boelgakov beoefent in De meester en Margarita de zogenaamde menippeïsche satire. Deze vorm van satire zet de wereld volledig op zijn kop. De autoriteiten worden gewisseld, verzinsels worden waarheid, de maatschappelijke orde wordt dooreen geschud. De drijfveren zijn het groteske en opschepperij. De menippeïsche satire lacht met de sociaal gelegitimeerde cultuurvormen die in contact worden gebracht met het absurde en het abnormale. Het is een parodie op de gevestigde macht, maar dat wil niet per definitie zeggen dat ze de autoriteiten of de officiële waarheid verstoot. De menippea stellen enkel het belachelijke van het officiële discours aan de kaak. De personages in de satire ervaren vaak zeer uiteelopende en extreme psychologische situaties. Dit kan gaan van krankzinnigheid, schizofrenie en verwisseling van identiteit tot ongebreideld dagdromen, en een verregaande zin voor schandalen en excentriciteit. De satire twijfelt namelijk over de dominante culturele orde. Dit komt tot uiting door de moraal, normen en etiquette van de hoogste klasse onderuit te halen. Meestal worden de officiële vertegenwoordigers van de macht uitgedaagd.
Deze vorm van satire werd geïnspireerd door de Griekse Kleinaziaat Menippus van Gadara (300 BC-260 BC), een aanhanger van de cynische filosofen die graag in geestige vorm een zedelijk doel propageren.
Menippus van Gadara
Een menippeïsche satire wordt gekenmerkt door een inhoud met grote vrijheid en gevarieerdheid, en een vorm die prosimetrum wordt genoemd: proza afgewisseld met fragmenten van poëzie in verschillende metra, met een voorkeur voor de alledaagse omgangstaal. De cynische filosofen, met Diogenes van Sinope (404 BC-323 BC) als de meest bekende, vonden de beschaving artificieel en onnatuurlijk, en spotten daarom met gedrag dat sociaal gewenst geacht werd. Diogenes leeft nog steeds in de herinnering als degene die op klaarlichte dag in Athene met een lantaarn in de hand op zoek was naar «een eerlijk mens».
Diogenes van Sinope
De satires van Menippus lachten met ijdelheid en intellectuele pretenties. In de toneelstukken van Menippus werd de elite even sterk geridiculiseerd als in De meester en Margarita. Enkele andere bekende schrijvers van menippeïsche satires zijn Aldous Leonard Huxley (1894-1963) en Aleksandr Isajevitsj Solzjenitsyn (1918-2008).