13. De held van het verhaal doet zijn intrede (vervolg)

Nederlands > De roman > Aantekeningen per hoofdstuk > Hoofdstuk 13 (vervolg)

Varenka... Manetsjka, met die streepjesjurk

De meester herinnert zich nauwelijks de naam van de vrouw waarmee hij samen was voor hij Margarita ontmoette. Het is mij niet bekend of Boelga-kov met Varenka of Manetsjka, «met die streepjesjurk» een concrete persoon bedoelde. Varenka en Manetsjka zijn beide Russische koosnaampjes, respectievelijk voor Barbara en Maria.

Deze passage doet denken aan een scène uit De Terugkeer, een roman van Andrej Bely (1880-1934), pseudoniem van Boris Nikolajevitsj Boegajev, waarin de held, Evgeni Handrikov na een verblijf in een psychiatrische inrichting niet meer wist hoe zijn vrouw heette, maar zich nog wel de kleur van haar jurk herinnerde.


Mijn maîtresse

De verhouding van de meester en Margarita komt overeen met deze van Boelgakov zelf met Elena Sergejevna Sjilovskaja (1893-1970), geboren Njoerenberg, die haar goedgeplaatste militaire echtgenoot in de steek liet voor de relatief minder goed boerende schrijver. Aanvankelijk was hun relatie moeilijk omdat ze beiden gehuwd waren, maar uiteindelijk werd Elena Sergejevna toch Boelgakovs vrouw. Het personage van Margarita verscheen pas in de roman na de kennismaking van Boelgakov en Elena Sergejevna.


Hij zou niemand ooit haar naam vertellen

We komen de naam van de geliefde van de meester later te weten, in Boek Twee, maar het is niet de meester die hem onthult.


Het bureau... boeken en nog eens boeken tot aan de beroete zoldering

De meester herinnert zich «het bureau... en boeken en nog eens boeken vanaf de gebeitste vloer tot aan de beroete zoldering». Deze beschrijving komt zeer goed overeen met de studeerkamer van Boelgakov zelf.


Een roman over zo’n vreemd onderwerp

Het beleid tegenover literatuur dat door de communistische partij in 1928 werd aangenomen wordt gekenmerkt door de term Социальный заказ [sotsialni zakaz] of de sociale opdracht. Het lag in de lijn van het eerste Vijfjarenplan, en de uitwerking werd verzekerd door de Российская Ассоциация Пролетарских Писателей (РАПП) [Rossiskaja assotsiatsija Proletarskich Pisatelej] (RAPP) of de Russische associatiie van proletarische schrijvers en de uitgeverijen. Onder dit beleid werden specifieke thema’s opgelegd aan individuele schrijvers met de bedoeling van de «socialistische opbouw» te stimuleren. Het thema dat Bezdomny moest behandelen hield verband met de staatsideologie tegenover godsdienst. Hoewel de Sovjetunie officieel een atheïstische staat was, steunden de leiders van de Schrijversbond het behandelen van een dergelijke thema, tenminste voor zover het werd geschreven vanuit de «juiste» marxistische visie.

Boelgakov neemt deze sociale opdracht specifiek op de korrel wanneer zijn held, de meester, zich herinnert dat de redacteur van de uitgeverij waaraan hij zijn manuscript had aangeboden, hem de zijns inziens volkomen idiote vraag stelde «wie hem had aangezet tot het schrijven van een roman over zo’n vreemd onderwerp». Een boek over Pilatus maakte duidelijk geen deel uit van zijn sociale opdracht.

Er zijn nogal veel overeenkomsten tussen Boelgakovs leven en dat van de meester. De eerste roman van Boelgakov, De Witte Garde, werd slechts gedeeltelijk gepubliceerd in een magazine in 1925, maar hij las het voor in verschillende literaire groeperingen, en in het algemeen kreeg hij te horen dat een dergelijk onderwerp nooit gepubliceerd zou geraken. De echte aanvallen kwamen echter in 1926 wanneer Boelgakov er een succesvol toneelstuk van maakte in het Moskouse Kunsttheater onder de naam De Dagen van de Toerbins. Een vreemder onderwerp kon er in die tijd nauwelijks bedacht worden: het ging immers over de lotgevallen van een pro-monarchistische familie in Kyiv tijdens de burgeroorlog. De aanvallen op de meester die in dit hoofdstuk van De meester en Margarita worden beschreven zijn duidelijk weerspiegelingen van de kritieken die Boelgakov zelf had gekregen.


Ariman

Boelgakov gaf de naam van de Perzische slechte geest Ariman aan een echte criticus: Leopold Leonidovitsj Averbatsj (1903-1939), secretaris van de Российская Ассоциация Пролетарских Писателей (РАПП) [Rossiskaja assotsiatsija Proletarskich Pisatelej] (RAPP) of de Russische associatiie van proletarische schrijvers. Averbatsj vervolgde Boelgakov hardnekkig in zijn geschriften. In 1926 schreef hij За пролетарскую литературу [Za proletarskoejoe lieratoeri] of Over de proletarische literatuur, waarin hij Boelgakov vermeldde als «de meest prominente vertegenwoordiger van de rechtervleugel».


Met rode bloemblaadjes bezaaide titelblad

Boelgakov refereert hier naar een feit uit zijn privéleven, dat in oktober 1968 door Elena Sergejevna Sjilovskaja (1893-1970) werd verteld aan Bulgakovspecialiste Marietta Omarovna Tsjoedakova (°1937). «In de zomer van 1929 ging ik naar Jessentoeki om te worden behandeld. Boelgakov schreef me een mooie brief, bezaaid met bloemblaadjes van rode rozen. Maar ik kon die brieven niet houden. In een van zijn brieven schreef hij: «Ik heb u een waardig geschenk bereid». Toen ik terug in Moskou was gaf hij me de tekst van de autobiografische novelle Aan een geheime vriend».


Schuine regen

Het beeld van de schuine regen is ontleend aan het gedicht Naar huis! van Vladimir Vladimirovitsj Majakovski (1893-1930). Boelgakov moet het gekend hebben van de tijdschriftpublicatie in 1926. Toen Majakovski het later bundelde schrapte hij op aanraden van zijn vriend Osip Maksimovitsj Brik (1888-1945) de slotregels, de beste van het gedicht. Ze luidden:

Ik wil begrip van mijn land, meer niet.
En wat
als begrip uitblijft?

Dan passeer ik vergeefs
zijn grondgebied
zoals regen
schuin overdrijft.

Het lijkt erop dat Boelgakov zich via de meester met deze regels identifi-ceert.


Pilatisme

Boelgakovs archief bevat uittreksels van de krant Rabosjaja Moskva, met onder meer een artikel getiteld Ударим по булгаковщине! [Oedarim po boelgakovsjtsjinije] of Laat ons strijden tegen het Boelgakovisme! In De meester en Margarita schrijft Lavrovitsj een krantenartikel waarin hij voorstelt Ударить по пилатчине [oedarit' po pilatsjine] of «te strijden en te vechten tegen het Pilatisme». Boelgakov voelde zichzelf, zoals de meester, aangevallen in de pers. In zijn brief aan de sovjetautoriteiten in 1930 wist hij zelfs precies hoe vaak. Hij had, in tien jaar schrijversschap, 301 artikelen over zichzelf gelezen - 3 ervan waren lovend en 298 vijandig en beledigend. Zijn toneelstukken werden overigens haast allemaal verboden.


Ondertekend met M.Z.

In de Nederlandse vertaling van De meester en Margarita worden de initialen «M.Z.» vermeld, maar in de Franse en Engelse vertalingen van het boek staan de initialen «N.E.». In Russische uitgaven vinden we beide terug. In sommige Russische uitgaven staat подписанная буквами "Н.Э." of ondertekend met de initialen «N.E.», maar in andere versies van de roman lezen we подписанная буквами "М.З." of ondertekend met de initialen «M.Z.». Wie «N.E.» is weet ik (nog) niet, maar «M.Z.» staat voor Michail Borisovitsj Zagorski (1885-1951), een schrijver en criticus die felle kritieken had geschreven op Boelgakov's toneelstukken Het purperen eiland en De dagen van de Toerbins.

In een eerdere versie van de roman bedacht Boelgakov deze figuur met nog een andere naam die overeenstemde met de initialen «M.Z.». Hij heette daarin immers З. Мышьяк [Z. Mysjjak], wat zoveel betekent als Z. Arsenicum.


Een militante oud-gelovige

De староверы [starovjery], ook soms betiteld als старообрядцы [staroobrjadtsy], of de oud-gelovigen braken met de Russisch-Orthdoxe kerk in het midden van de 17de eeuw uit protest tegen de hervormingen van de patriarch Nikon van Moskou, geboren Nikita Minin (1605-1681). Latoenski gebruikt deze term hier een beetje ijdel. Op 5 oktober 1926 werd Boelgakov op gelijkaardige wijze bestempeld als een militante witte gardist door de criticus Aleksander Robertovitsj Orlinski (?-1938) in het blad Nasja Gazeta. Boelgakovs toneelstuk De Dagen van de Toerbins werd toen omschreven als een «politieke demonstratie waarin de auteur knipoogt naar de overblijfselen van de Witte Garde».


Vreugdeloze herfstdagen braken aan

Deze tijd van het jaar is erg betekenisvol voor de Russische lezers, want in de herfst en in de lente verhoogde het aantal arrestaties steeds drastisch, omdat de regering de aandacht wilde afleiden van haar economische en culturele tekortkomingen.


Aloisi Mogarytsj

Het kan de lezer verbazen waarom ik het personage Aloisi Mogarytsj op deze plaats vermeld. In de Nederlandse vertaling van Marko Fondse an Aai Prins - en ook in veel andere - verschijnt Aloisi Mogarytsj immers pas in hoofdstuk 24, wanneer hij door Woland ter verantwoording wordt geroepen voor wat hij de meester heeft aangedaan. Maar in veel Russische edities verschijnt Aloisi Mogarytsj reeds op het einde van hoofdstuk 13. Hij duikt op in het tuintje van de meester, stelt zich voor als een journalist, en blijkt verbazend veel te weten over de werkwijze en de criteria die gehanteerd worden door de autoriteiten om manuscripten te verbieden. De meester vertelt aan Ivan dat hij zelfs bevriend met hem geraakt.

Boelgakov had het personage van Aloisi Mogarytsj gebaseerd op Sergej Aleksandrovitsj Jermolinski (1900-1984), een dramaturg die in 1929 in Mansoerovski pereulok nr. 9 was komen wonen. Dat was de plek waar Boelgakov het soutterain van de meester situeerde. Vooral Ljoebov Jevgenjeva Belozerskaja (1895-1987), Boelgakovs tweede echtgenote, wantrouwde Jermolinski. Ook zijn zijn derde echtgenote Elena Sergejevna Sjilovskaja (1893-1970) had twijfels over hem, maar op 5 maart 1940, enkele dagen vóór zijn dood, had Boelgakov een gesprek met Elena Sergejevna over Jermolinski, en over de vraag of hij een verrader kon zijn. Boelgakov concludeerde toen uiteindelijk: «Нет, не предал!» of «Neen, hij heeft mij niet verraden». De passage over de nieuwe vriend uit hoofdstuk 13 werd toen met rood doorstreept, maar de bestraffing van Mogarytsj door Woland in hoofdstuk 24 werd niet geschrapt. Vijf dagen later overleed de auteur, en we zullen nooit weten of hij nog van plan was geweest om verdere wijzigingen aan te brengen aan het personage Mogarytsj.

Deze scène is dus één van de zogenaamde losse eindjes in De meester en Margarita. Aangezien Boelgakov overleed nog vóór hij de eindredactie van de tekst had kunnen voltooien, vertoont de roman een aantal imperfecties. Het voortdurend herschrijven, inkorten en weer uitbreiden van de roman zorgde voor een aantal losse eindjes en zelfs voor enkele contradicties in de tekst. 

Klik hier om dit losse eindje te lezen
Klik hier om meer te lezen over Aloisi Mogarytsj
Klik hier om de ontmoeting tussen de meester en Mogarytsj te bekijken


En begon ze te verbranden

Boelgakov deed dit zelf met enkele van zijn eigen manuscripten, waaronder een vroegere versie van De meester en Margarita, in 1930, toen zijn werk volledig verbannen was uit de theaters.


Er werd op mijn raam geklopt

Het vervolg krijgt alleen Ivan te horen. Maar voor de Russische lezer is het duidelijk dat de meester gearresteerd werd. Als hij daarna naar zijn woning terugkeert blijkt deze door een ander te zijn bewoond: «Uit mijn vertrekken klonk grammofoonmuziek». De toedracht wordt in Boek Twee onthuld, wanneer Aloisi Mogarytsj bij Woland ter verantwoording geroepen wordt.


Half januari…

Uit het eerste hoofdstuk weten we dat Ivan werd geïnterneerd op «een gruwelijke meiavond». Met de aanduiding «half januari» weten we nu ook dat de meester ongeveer vier maanden in een instelling heeft doorgebracht.


… zat ik in deze zelfde jas, maar dan zonder knopen

Deze laconieke referentie is de enige indicatie van waar de meester die vier verloren maanden heeft doorgebracht. Het was immers de gewoonte om broeksriemen, schoenveters en knopen van de kleding van diegenen die werden «vastgehouden voor ondervraging».


De angst had iedere vezel van mijn lichaam in zijn greep

Veel van de details van de angstaanvallen die de meester beschrijft zijn autobiografisch. In het midden van de jaren '30 leed Boelgakov zelf aan agorafobie en werd hij op diverse manieren behandeld.

Vorige pagina hoofdstuk 13



Deze pagina delen |