Dokter Stravinski

Nederlands > De personages > Personages in Moskou > Dokter Stravinski

Context

Dokter Stravinski is een keurige, als een toneelspeler geschoren figuur van midden in de veertig met aardige, maar zeer doordringende ogen en hoffelijke manieren. Hij is directeur van het psychiatrisch ziekenuis - «een kliniek, waar niemand u zal vasthouden zonder geldige reden» - waarin meer dan één protagonist van het verhaal terechtkomt om uiteenlopende redenen. De meester en Ivan Nikolajevitsj Ponyrjov, natuurlijk, maar ook Nikanor Ivanovitsj Bosoj, de «dikkerd met een purperrode kop, die de hele tijd zat te mompelen over vreemde valuta in een luchtkoker». En ook op kamer 120 was er iemand binnengebracht «die de hele tijd zijn hoofd terugvroeg».

Wanneer Ivan bij zijn aankomst zijn verhaal vertelt over Berlioz en de duivel is de diagnose van Stravinski gauw gemaakt: «een exaltatie van motoriek en spraak, interpretatieve waanbeelden, een complex geval. Schizofrenie gekoppeld aan alcoholisme, gestoorde verbeelding en hallucinaties».

In het begin van het gesprek dat hij met Ivan heeft zegt hij dat het geen zin heeft om een gezonde man vast te houden in een geneesinrichting. Hij zou Ivan dus direct ontslaan als deze hem zegt dat hij normaal is. Hij hoeft het zelfs niet te bewijzen. Maar hij manipuleert het gesprek zodanig dat op een bepaald moment Ivans weerstand breekt. Zijn wil verbrokkelde als het ware. Hij voelde hoe zwak hij stond en dat hij raad nodig had... En hij bleef dus in de kliniek.


Prototype

De Moskouse psychiater uit de roman, een adept van het rationalisme, heeft dezelfde naam als de fantasierijke componist Igor Fjodorovitsj Stravinski (1882-1971), auteur van Sacre du printemps (1913), Petroesjka (1911) en De Vuurvogel (1910). Elk van deze drie werken verheerlijken wilde instincten, exalteren heidense gebruiken en het irrationele, allemaal dingen die dokter Stravinski professioneel als ziekte moet behandelen. De dokter moet dus, net zoals Berlioz en Rimski, de invloed ondergaan van de componist waarvan hij een naamgenoot is, en tegen wiens thema's hij eigenlijk moet vechten.

Toen Michail Boelgakov aan De meester en Margarita begon, was Grigori Ivanovitsj Rossolimo (1860-1928) de directeur van het ziekenhuis van de Eerste Moskouse Staatsuniversiteit - dat overigens ook in de roman vermeld wordt als de plaats waar Andrej Fokitsj Sokov volgens Woland zal sterven aan leverkanker. Grigori Rossolimo, die model stond voor het personage van dokter Stravinski in De meester en Margarita, leidde het laboratorium voor experimentele psychologie aan het Neurologisch Instituut. Net zoals het ziekenhuis waar de meester en Ivan terechtkomen, deed het ziekenhuis van de Eerste Moskouse Staatsuniversiteit dienst als gevangenis.

Een opname als geestesgestoorde in een ziekenhuis was voor het Stalinregime een handige werkwijze om «staatsgevaarlijke elementen» zonder teveel plichtplegingen uit te schakelen. In de periode van de de Grote Zuivering, een meedogenloze heksenjacht tegen voormalige oppositieleiders binnen de partij, maar ook tegen staatshoofden, premiers en partijleiders van de deelrepublieken, intellectuelen, kunstenaars, trotskisten, rechtsen en gewone burgers, was het een beproefde tactiek om de betrokkenen tijdens ondervragingen zodanig te manipuleren - al dan niet met fysiek geweld - dat ze wel ziek moesten worden. Of dat ze tenminste zelf toegaven ziek te zijn.

Ook na Stalin werd deze praktijk verdergezet. De officiële psychiatrische wetenschap in de Sovjetunie had zelfs een specale definitie bedacht voor вялотекущая шизофрения [vjalotekoesjtsjaja sjizofrenija] of langzaam voortsluipende schizofrenie, een «ziekte» die alleen het sociaal gedrag van de persoon beïnvloedde, zonder spoor van andere afwijkingen. Volgens een omschrijving die gegeven werd door de professoren van het Центр социальной и судебной психиатрии им. В.П. Сербского of het Serbski Staatsinstituut voor Sociale en Forensische Psychiatrie in Moskou werden, in de meeste gevallen, ideeën gevormd over een strijd voor waarheid en rechtvaardigheid door «persoonlijkheden met een paranoïde structuur».

Sommige professoren van dit Serbski Instituut, zoals bijvoorbeeld dokter Danil Romanovitsj Luntz (1912-1977), hadden hoge posten in het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat zelf enkele psichoesjkas beheerde. Een психушка [psichoesjka] was een psychiatrische instelling met behandeling onder dwang. Deze behandeling kon bestaan uit beperking van handelingsvrijheid, elektrische schokken, of een brede waaier van medicaties met lange termijn effecten zoals narcotica, kalmeermiddelen insuline en geweldpleging.

De dichter, vertaler en dissident Viktor Aleksandrovitsj Nekipelov (1928-1989) vermeldde daarnaast ook het onnodig toepassen van medische ingrepen zoals lumbale puncties.


Vladimir Boekovski

Eén van de eersten om het gebruik van psychiatrische gevangenneming als maatregel tegen politieke gevangenen in de Sovjet-Unie naar buiten te brengen was de dissident Vladimir Konstantinovitsj Boekovski (°1942). Hij verbleef zelf 12 jaar in gevangenissen, werkkampen en psichoesjkas.

Boekovski begon reeds op jonge leeftijd te rebelleren. Hij was amper 17 jaar oud toen hij in 1959 in Moskou van school werd gestiuurd voor het oprichten en leiden van een «ongeautoriseerd blad». Later heeft hij nog heel wat aanvaringen gehad met het Sovjet-regime, en nog later ook met het regime van Vladimir Poetin, maar hij is wellicht het meest bekend voor zijn acties tegen de psychiatrische instellingen in de Sovjet-periode.

In 1970 was Boekovski in contact gekomen met correspondent Bill Cole, van de Amerikaanse televisiezender CBS. Onder het mom van een famùilie-uitstap met vrouw en kinderen en enkele vrienden ging hij picknicken in de bossen buiten Moskou. De KGB bleef op de achtergrond en hield hen van op een afstand in de gaten. Boekovski kon het zo regelen dat de agenten hem niet konden zien terwijl Bill Cole een interview met hem filmde. In het interview beschreef Boekovski hoe de Sovjetregering politieke dissidenten opsloot in psychiatrische inrichtingen en hen onderwierp aan experimentele behandelingen met diverse medicamenten.

Samen met het interview wist Boekovski ook nog méér dan 150 pagina's die het politieke misbruik van psychiatrische instellingen in de Sovjet-Unie verder documenteerden het land uit te smokkelen. Het interview werd door Canadese diplomaten het land uit gesmokkeld en uitgezonden door CBS onder de titel Voices from the Soviet Underground.

Het interview en de informatie die Boekovski had verzameld en naar het Westen had gestuurd, zette mensenrechtenactivisten over de hele wereld en binnen de Sovjet-Unie aan het denken. Boekovski werd gearresteerd op 29 maart 1971, en in januari 1972 werd hij veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, vijf jaar in een werkkamp en nog vijf jaar in interne ballingschap.

In december 1976 werd Boekovski weggevoerd uit de Sovjet-Unie om in de luchthaven van Zürich te worden uitgewisseld voor Luis Corvalán, de in Chili gevangen genomen secretaria-generaal van de communistische partij. Boekovski verhuisde naar het Verenigd Koninkrijk en vestigde zich in Cambridge, waar hij zijn studies biologie verder zette die hij vijftien jaar eerder had moeten onderbreken.


Anna Politkovskaja

Volgens de Russische joernaliste Anna Stepanovna Politkovskaja (1958-2006) is de invloed van het Serbski Instituut nog niet helemaal verdwenen in het Rusland van vandaag. Zij schreef in haar boek Poetins Rusland dat professor Tamara Pavlovna Petsjernikova (1927-2007), die aan het hoofd stond van het instituut ten tijde van Brezjnev en er in totaal 52 jaar werkte, in 2002 ook optrad als getuige-deskundige in het proces tegen Joeri Dimitrijevitsj Boedanov (1963-2011), een kolonel van het Russische leger die in Tsjetsjenië de minderjarige Elsa Visajevna Koengajeva (1982-2000) verkracht en vermoord had.

Ondanks de pogingen van de - hoogbejaarde - professor om kolonel Boedanov ontoerekeningsvatbaar te verklaren, werd de officier toch veroordeeld. «Een bijzonder moedige daad van de rechter», vond Anna Politkovskaja.

Zij gaat echter nog verder. In de sovjettijd bestond in Moskou de Kamera, het beruchte KGB-laboratorium nr. 12, dat gespecialiseerd was in het prepareren van allerhande soorten vergif. Toen Boris Nikolajevitsj Jeltsin (1931-2007) aan de macht kwam, ging het dicht. Maar na een paar jaar opende het zijn deuren weer voor «commerciële» opdrachten.

Veel Russische zakenlieden die hun concurrenten wilden uitschakelen, plaatsten bij het laboratorium hun bestellingen. «Maar toen Poetin aan de macht kwam, was er ook weer een politieke opdrachtgever», aldus Anna Politkovskaja. En zij kon het weten, want haar eigen adjunct-hoofdredacteur bij de Novaja Gazeta, Joeri Petrovitsj Sjtsjekotsjichin (1950-2003), werd in 2003 het slachtoffer van een vergiftiging waaraan hij overleed.

Klik hier om méér te lezen over Anna Politkovskaja en Joeri Sjtsjekotsjichin



Deze pagina delen |