De Witte Garde van Mikhail Boelgakov

Nederlands > Context > Historisch en politiek > De Witte Garde van Michail Boelgakov

Michail Boelgakov beschreef de burgeroorlog van na de Oktoberrevolutie in zijn roman De Witte Garde, die aanvankelijk als feuilleton verscheen in het literaire tijdschrift Rossija in 1925. Het blad werd echter stopgezet nog vóór de reeks was beëindigd, en de roman werd pas in 1966 in Rusland gepubliceerd.

De Witte Garde werpt een bijzonder licht op hoe de familie Toerbin, aanhangers van de tsaar, de burgeroorlog tussen de Witten, de Roden, het Duitse Keizerlijke leger en de Oekraïense nationalisten in Kyiv  beleefde. De roman bevat veel autobiografische elementen: Nikolaj Toerbin, de jongere broer in de roman, is geïnspireerd op Boelgakovs eigen jongere broer Nikolaj Afanasievitsj Boelgakov (1898-1966). En het huis van de Toerbins is de woning van het gezin Boelgakov in Kyiv, een gebouw dat goed bewaard is gebleven, en dat vandaag het Michail Boelgakov Museum huisvest.

Nadat de eerste twee delen van De Witte Garde waren gepubliceerd in Rossija, werd Boelgakov uitgenodigd om er een toneelbewerking van te maken. Hij noemde het stuk De Dagen van de Toerbins. Het werd opgevoerd in het het Moskouse Kunsttheater MKhAT, en kende een groot succes.

Vóór het uitbreken van de Oktoberrevolutie was Oekraïne, het thuisland van Michail Boelgakov, verdeeld tussen het Russische Rijk en het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk.

Na de Oktoberrevolutie werden er in Oekraïne heel wat opeenvolgende regeringen gevormd, die ook vaak snel weer verdwenen. In 1917 werd de Oekraïense Volksrepubliek uitgeroepen. In eerste instantie was het een onderdeel van de Russische republiek, maar op 25 januari 1918 werd de onafhankelijkheid afgekondigd. Tijdens zijn korte bestaan kende de Volksrepubliek verschillende politieke transformaties en evolueerde hij van een socialistische naar een nationalistische republiek, geleid door de publicist, schrijver, journalist, politicus en staatsman Simon Vasiljovitsj Petljoera (1879-1926).

Op 29 april 1918, terwijl Kyiv en andere delen van Oekraïne werden bezet door het Duitse Keizerlijke leger, werd de Oekraïense Volksrepubliek van Petljoera omvergeworpen door de Oekraïense Staat, geleid door Hetman Pavlo Petrovitsj Skoropadski (1873-1945). Skoropadski werd echter door de andere Oekraïense nationalisten gemeden omdat ze hem te nauw gelieerd vonden met rijke landeigenaren en ze beschuldigden hem van collaboratie met de Duitse bezetter. Hij vormde een kabinet van voornamelijk Russisch sprekenden en tsaristen en hij engageerde zich om  Oekraïne onder te brengen in een federatie met een gerestaureerd Russisch Keizerrijk.

In november 1918 trokken de troepen van Simon Petljoera  echter weer op naar Kyiv, terwijl de Duitse troepen zich terugtrokken uit de stad. Petljoera herstelde de Oekraïense Volksrepubliek. Skoropadski trad af op 14 december 1918 en vluchtte naar Berlijn.

In de loop van het jaar 1919 moest Petljoera zijn bewind voortdurend verdedigen tegen aanvallen van de bolsjewieken, de Witte Gardisten onder leiding van Anton Denikin (1872-1947), en de Roemenen. De burgeroorlog was een brutale aangelegenheid. Alle strijdende partijen wedijverden in het uitoefenen van terreur. De troepen van Denikin maakten zich schuldig aan massa-executies en plunderingen, in wat later werd bekend als de Witte Terreur. En naar schatting 100.000 Joden kwamen om in pogroms gepleegd door zowel Petljoera's nationalistische separatisten als de Witte Gardisten.

In het najaar van 1919 waren de meeste Witte Gardisten van Anton Denikin verslagen. In de tussentijd waren echter de bolsjewieken uitgegroeid tot de dominante kracht in Oekraïne. Op 5 december 1919 trok Petljoera naar Polen, waar de Tweede Poolse Republiek betrokken was in de Pools-Russische oorlog. Deze oorlog, die begon in februari 1919 en eindigde in maart 1921, was een gewapend conflict met aan de ene zijde Sovjet-Rusland en de Oekraïense Sovjets, aan de andere zijde de Tweede Poolse Republiek en de Oekraïense Volksrepubliek met als inzet de controle over Oekraïne en delen van Wit-Rusland.

Op 18 maart 1921 werd het lot van de Oekraïense Volksrepubliek definitief bezegeld door het Verdrag van Riga tussen de Tweede Poolse Republiek en Sovjet-Rusland.  De Oekraïense Socialistische Sovjet Republiek werd lid van de Sovjet- Unie. Maar de Sovjet-regering stond vijandig tegenover de Oekraïense taal en de Oekraïense cultuur: er was een massale repressie van Oekraïense dichters, historici en taalkundigen.


De familie Toerbin

In zijn roman De witte garde beschrijft Boelgakov hoe de familie Toerbin de verschillende veranderingen van de macht ervaart. De oudere broer, Aleksej, is een 28-jarige arts in Kyiv, de jongere broer, Nikolaj, is een 17-jarige onderofficier van de Eerste Infanterie Brigade, en de 24-jarige zus, Elena, zorgt voor haar broers terwijl haar man Sergej Thalberg de Hetman dient als kapitein van de Generale Staf. De Witte Garde is een ontroerende beschrijving van hoe deze familie ervaart dat de wereld uit elkaar valt onder de druk van een sociale ramp en dat het nooit meer hetzelfde zal zijn.

Tijdens de burgeroorlog werd Michail Boelgakov meermaals door de opeenvolgende regeringen opgeroepen als arts. Na het Verdrag van Riga ging hij eerst op zoek naar mogelijkheden om te emigreren vanuit een haven aan de Zwarte Zee, maar gaf dat plan op na enkele mislukte pogingen. Na enkele omzwervingen in Vladikavkaz, Pjatogirsk, Tiflis en Batoem ging Boelgakov naar Moskou met de bedoeling er «voor altijd te blijven».



Deze pagina delen |