Afranius
Nederlands > De personages > Bijbelse personages > Afranius
Context
Afranius is het hoofd van Pontius Pilatus' geheime politie. Hij duikt meestal op als de man met de capuchon, vaak met zijn gelaat onzichtbaar. Hij is een meester in vermomming en misleiding.
Afranius voert niet alleen de vuile karweitjes uit voor Pilatus, hij helpt hem ook om, via slimme maar heimelijke gesprekken, creatieve oplossingen te vinden voor situaties die niet in hte openbaar kunnen besproken worden, of die zelfs niet eens in de openbaarheid mogen komen tout court.
Ernest Renan
Elders op deze site kun je meer lezen over de verschillende bronnen die Boelgakov gebruikte om het bijbelse verhaal van De meester en Margarita te schrijven. Eén van hen was La vie de Jésus of Het leven van Jezus, geschreven in 1863 door de Franse filosoof Ernest Renan (1823-1892).
In de archieven van Boelgakov werd nog een ander werk van Renan teruggevonden, L'Antéchrist of De Antichrist uit 1873. Beide teksten maken deel uit van het magnum opus van Renan, Histoire des origines du christianisme of Geschiedenis van de oorsprong van het christendom, geschreven tussen 1863 en 1883. Dit werk van 7 delen was controversieel in zijn tijd, vanwege de bewering van Renan dat «het leven van Jezus op dezelfde wijze geschreven en onderzocht zou moeten worden als van welke mens dan ook», en dat de Bijbel aan hetzelfde kritische onderzoek onderworpen zou moeten worden als andere historische documenten. Dit veroorzaakte een verhit debat en woede in de katholieke kerk.
In De zwarte magiër, de eerste versie van De meester en Margarita uit 1928-1929 heette Afranius nog Tolmai. Die naam komt ook voor in The Life of Christ van Frederic Farrar (1831-1903).
Het prototype van Afranius
In L'Antéchrist schrijft Renan over Sextus Afranius Burrus (1- 62), een Romein van Gallische afkomst - hij is waarschijnlijk geboren in Vaison-la-Romaine, niet ver van Avignon. Afranius Burrus was achtereenvolgens militair tribuun, procurator en privébewaker van keizerin Livia Drusilla II (58 BC-29), de weduwe van keizer Augustus (63BC-14), en van de opeenvolgende keizers Tiberius (42 BC-37) en Claudius (10 BC-54) .
In 54 hielp Afranius BurrusJulia Agrippina de Jongere (15-59) om haar 16-jarige zoon Nero op de troon te krijgen met een list, zodat de Senaat niets anders kon doen dan het besluit te bevestigen. Hij werd één van de twee adviseurs van Nero, naast de filosoof en schrijver Lucius Annaeus Seneca (4 BC-65).
Nero moest dulden dat zijn moeder Julia Agrippina de Jongere een steeds belangrijkere rol voor zich opeiste. Het was door haar tussenkomst dat Afranius Burrus in het jaar 51 de leiding over de Praetoriaanse garde kreeg. Hij had een uitstekende militaire faam maar hij wist toch zeer goed door wiens toedoen hij die leiding gekregen had. In 58 kon hij een eerste keer beletten dat Nero zijn moeder vermoordde - hoewel dat één jaar later uiteindelijk toch is gebeurd. Sommige bronnen zeggen dat Burrus aan Nero een alibi had verleend voor de moord.
De eerste 5 jaar van Nero's regering - de quinquennium Neronis - worden over het algemeen beschreven als een schoolvoorbeeld van goed landsbestuur, mede omdat Burrus en Seneca achter de schermen het feitelijke bestuur uitoefenden. Afranius Burrus werd algemeen beschouwd als een rechtvaardig en deugdzaam persoon. Wanneer, bijvoorbeeld, de apostel Paulus (3-67) werd gearresteerdin Rome, werd hij heel humaan behandeld. Na te zijn ondervraagd door Afranius Burrus, werd Paulus niet in het Praetoriaanse kamp gevangen gehouden. Hij kreeg de vrijheid om zijn eigen accommodatie teregelen en bezoekers te ontvangen, en hij werd door slechts één enkele Praetoriaanse soldaat bewaakt.
Sextus Afranius Burrus stierf in het jaar 62. Romeinse historici als Gaius Suetonius Tranquillus (69-140) en Lucius Cassius Dio (150-229) beweren dat Burrus vergiftigd was door Nero.
Befaamde uitspraken
Van Afranius Burrus zijn enkele bekende oneliners bewaard gebleven. Tegen de jonge keizer Nero had hij eens gezegd: «Wanneer ik eenmaal gesproken heb, vraag het mij dan niet opnieuw», en zijn laatste woorden, vlak voor hij stierf, waren: «Ego me bene habeo» of «Met mij gaat alles goed».
Deze pagina delen |