Abaddon

Nederlands > De personages > Duivelse personages > Abaddon

Context

Abaddon komt pas op het toneel in hoofdstuk 21 wanneer Margarita bij Woland is vóór het bal. Volgens Woland is hij «zeldzaam onpartijdig». Hij sympathiseert «in gelijke mate voor beide strijdende partijen» in een conflict en zorgt ervoor dat het lijden aan de ene zijde niet groter is dan aan de andere. Hij komt los uit de muur in de vorm van een magere man met een zonnebril, van nature «uitzonderlijk bleek uitgevallen». Vooral die zonnebril maakte een sterke indruk op Margarita. Abaddon is blind, precies om in een conflict niemand te bevoordelen, en komt slechts een paar keer voor in het verhaal, en telkens zeer kortstondig. Want «hij manifesteert zich nooit voortijdig».

Op het bal is hij soms zichtbaar, maar slechts even, omstuwd door enkele jongemannen «die sterk op hem lijken». En wanneer Baron Meigel ter verantwoording geroepen wordt voor zijn afluister- en spionagepraktijken gaat Abaddon vóór hem staan. Hij neemt voor één seconde zijn bril af en op hetzelfde moment flist een vuurstraal in Azazello's handen en klinkt er een gedempte knal, als sloeg iemand de handen in elkaar. De baron valt langzaam ruggelings neer, «scharlaken bloed spat op uit zijn borst en bespat zijn gesteven hemd en vest».


Prototype

Abaddon is de Nederlandse transliteratie van het Hebreeuwse woord אבדון [avaddon], en dat betekent vernietiging of vernietiger. In het Boek Job 26:6 van het Oude Testament wordt het woord abaddon gebruikt om de onderwereld of de plaats waar de dood heerst te omschrijven: «עָרוֹם שְׁאוֹל נֶגְדּוֹ וְאֵין כְּסוּת לָאֲבַדּוֹן» [ärôm sh'ôl neg'Dô w'ëyn K'šût läávaDôn] of «de hel ligt naakt voor hem en de vernietiging is onbedekt».

In het Boek der Openbaringen 9:11 van het Nieuwe Testament wordt de naam Abaddon vermeld als de engel van de afgrond: «En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon».

Volgens Boris Vadimovitsj Sokolov (°1957), de auteur van de Boelgakov Encyclopedie, zou Boelgakov de naam gevonden hebben in het werk van de Russische dichter Vasili Andrejevitsj Zjoekovski (1783-1852). Die had in 1815 het gedicht Abaddon geschreven, een vrije Russische vertaling van de epiloog van het episch gedicht Der Messias van de Duitse dichter Friedrich Gottlieb Klopstock (1724-1803).

Woland vermeldt voor het eerst de naam Abaddon in het hoofdstuk 21 wanneer hij aan Margarita de kristallen bol toont waarmee hij de wereld overschouwt. Margarita mag erin kijken en ziet «een oorlog in een stukje land dat van opzij door de oceaan wordt bespoeld». Dat is de Spaanse Burgeroorlog die uitgevochten werd van 1936 tot 1939. Margarita zag een klein vrouwenfiguurtje op de grond liggen met naast haar in een bloedplas een klein kind dat de armen spreidde. «Dat was dat», zei Woland glimlachend, «Hij heeft nog geen kans gehad te zondigen. Abaddon heeft onberispelijk werk geleverd».

Boelgakov was sterk begaan met de Spaanse Burgeroorlog. Hij heeft er verschillende brieven over geschreven. De passage met de kristallen bol duikt, in de twaalf jaar dat Boelgakov aan De meester en Margarita heeft gewerkt, pas op in 1937, toen de verslaggeving over deze oorlog dagelijks op de radio te horen was. Het gezeur van Woland over «de radioberichten van tegenwoordig» is trouwens een verwijzing naar dat dagelijkse nieuws. Boelgakovs mening was dat oorlogen niet konden beëindigd worden met woorden van verontwaardiging, maar alleen door gewapend geweld tegen de agressor. Hij was zelf arts geweest tijdens de Russische Burgeroorlog.

De beschrijving van «een magere man met een zonnebril, van nature uitzonderlijk bleek uitgevallen» zou ook een verwijzing kunnen zijn naar de Russische marxistische revolutionair en theoreticus Lev Davidovitsj Bronstein (1879-1940), beter bekend als Leon Davidovitsj Trotski, de eerste leider van het Rode Leger. Mocht u denken dat dit te vergezocht is: Boelgakov had eerder reeds zelf een link gelegd tussen Trotski en Abaddon in zijn roman De witte garde uit 1925. In die roman heeft dokter Aleksej Toerbin een gesprek met de jonge dichter Ivan Roesakov die na een cocaïneverslaving tot inkeer gekomen is en waarschuwt voor de Satan. Wanneer de dokter hem vraagt of hij daarmee Leo Trotski bedoelt, antwoordt de dichter: «Ja, dat is de naam die hij heeft aangenomen. Maar zijn ware naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks Apollyon». Boris Sokolov vult daarbij aan dat het werk van Abaddon «net zo onberispelijk is als de activiteiten van Trotski», en dat «ze beiden onverschillig zijn voor de slachtoffers van de oorlog».


Transformatie

Abaddon is niet aanwezig wanneer de duivelse figuren verzamelen op de Mussenheuvels om terug te keren naar de hel, we komen over hem niets meer te weten. En dat is misschien maar goed ook, aangezien hij zich alleen maar manifesteert «wanneer het nodig is».



Deze pagina delen |