Aleksandr Poesjkin
Nederlands > Context > Literair > Aleksandr Poesjkin
Poesjkin... geen Rus die de naam niet kent. Hij is dan wel geen personage in De meester en Margarita, maar hij speelt wel méér dan een bijrol in de roman. Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin (1799-1837) wordt algemeen beschouwd als de grootste Russische dichter, en tevens als één van de grootste dichters uit de wereldliteratuur.
Biografie
Poesjkin werd op 6 juni 1799 geboren in Moskou als zoon van een verarmd adellijk geslacht. Zijn overgrootvader langs moederszijde, Abram Petrovitsj Gannibal (1696-1781) was een zwarte, die als geschenk was aangeboden aan tsaar Peter de Grote (1672-1725). Het hartstochtelijke temperament en de sensualiteit van Aleksandr Poesjkin wordt wel eens aan deze «negroïde» afstamming toegeschreven.
In zijn kinderjaren werd Poesjkin bijna volledig in het Frans opgevoed, en hij bewees over een fenomenaal geheugen te beschikken, op zijn elfde kende hij praktisch de complete toenmalige Franse literatuur uit zijn hoofd. Het is door zijn kindermeisje, zijn njanja, dat hij met de Russische taal, sprookjes en volksverhalen vertrouwd raakte. Zijn bewerking van één van deze sprookjes, Roeslan en Ljoedmila, maakte hem op jonge leeftijd in heel Rusland beroemd.
In 1811 begon Poesjkin zijn studies aan het door de tsaar opgerichte elitelyceum van Tsarskoje Selo, nabij Sint-Petersburg. Zijn uitzonderlijke talent als dichter werd er zeer vlug opgemerkt. Na zes gelukkige jaren in het lyceum stortte Aleksandr Poesjkin zich in het uitgaansleven van Sint-Petersburg. Zijn turbulente liefdesleven belette hem niet zich verder aan de dichtkunst te wijden.
In het tsaristische Rusland was de censuur echter streng, en de pen van Poesjkin vlijmscherp. Zijn doen en laten werden nauwlettend gevolgd en een gedicht zoals Ode aan de vrijheid (1818) en talrijke epigrammen circuleren in vrijheidsgezinde en anti-tsaristische kringen. In 1820 werd Poesjkin verbannen uit Sint-Petersburg. Dit redde waarschijnlijk zijn leven, want het heeft hem belet om, zoals vele van zijn literaire vrienden, deel te nemen aan de Dekabristenopstand van 1825.
Tijdens zijn ballingschap op het platteland schreef Poesjkin een groot deel van zijn meesterwerk, hét gedicht van de Russische literatuur, Jevgeni Onegin. In 1826 maakte tsaar Nicolaas I (1796-1855), onder strikte voorwaarden, een einde aan zijn verbanning. Poesjkin ging terug naar Sint-Petersburg, maar was min of meer een «gevangene» van de tsaar.
Na talloze amoureuze escapades trouwde Poesjkin in 1831 met de zeer knappe Natalja Nikolajevna Gontsjarova (1812-1863), zijn 113de liefde, zoals hij haar zelf noemde, maar ook zijn Madonna. Natalja schonk hem vier kinderen en het huwelijk schijnt gelukkig geweest te zijn, ware het niet dat de jaloersheid van Poesjkin hem parten speelde. Het is een vermeende «affaire» van Natalja die de directe aanleiding was tot het fatale duel van Poesjkin met de Franse diplomaat Georges-Charles de Heeckeren d'Anthès (1812-1895)..
d'Anthès was op 10 januari 1837 getrouwd met Nataja's zus Jekaterina Nikolajevna Gontsjarova (1809-1843). Er werd gesuggereerd dat de verloving en het huwelijk van d'Anthès en Jekaterina werden bedacht om de roddels tegen te spreken dat hij achter Natalja aanzat. In een jaloerse bui schreef Poesjkin een beledigende brief aan de adoptievader van d'Anthès. Aangezien Poesjkin weigerde om deze beledigingen in te trekken, werd een duel onvermijdelijk. Op de avond van 27 januari 1837 vuurde d'Anthès als eerste en hij verwondde Poesjkin dodelijk in de maag. Poesjkin, die al achtentwintig duels in zijn leven had gevochten, wist terug recht te staan en op d'Anthès te schieten, maar hij verwondde hem slechts lichtjes in de rechterarm. Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin stierf ten gevolge van dit duel op 29 januari 1837. Veel mensen dachten - en denken nog steeds - dat er een intrige van de regering achter zat.
Naast een uitgebreide lyriek met vele liefdes- en andere gedichten, zoals Ik had je lief, Nacht, Winteravond en Herfst, heeft Poesjkin ook proza nagelaten, zoals De kapiteinsdochter, De geschiedenis van Poegatsjov en Schoppenvrouw.
De Russen en Poesjkin
Nog steeds wordt Aleksandr Poesjkin in de Russische wereld en ver daarbuiten vereerd en gelezen. Vanaf zeer jonge leeftijd horen de kinderen zijn poëzie in Russische sprookjes en later blijven zij hem lezen omwille van zijn vloeiende, prachtige, muzikale taal. Het aantal standbeelden dat de dichter heeft in Rusland is niet te tellen. In het centrum van Moskou alleen al staan er drie op wandelafstand van elkaar.
Veel Russen zullen lyrisch beginnen doen wanneer de naam Poesjkin valt, en ze zullen vaak zeggen dat een niet-Rus hem nooit kan begrijpen. Of dat je de Russische ziel niet kan vatten wanneer je Poesjkin niet begrijpt. Maar hoe Russisch is Poesjkin? In het begin van dit artikel werd reeds gezegd dat een gedeelte van zijn roots in Afrika liggen.
Boelgakov en Poesjkin
Poesjkin verschijnt in De meester en Margarita in verschillende gedaanten: als de auteur van Jevgeni Onegin, wanneer tijdens Ivans achtervolging uit alle ramen en deuren, van alle daken en mansardes, uit kelders en binnenplaatsen het hese geloei schalt van de polonaise uit de gelijknamige opera; als het standbleeld dat Rjoechin ziet wanneer hij van de kliniek van dokter Stravinski terugkeert naar Moskou; als de auteur van Ridder Schraalhans dat Nikanor Ivanovitsj door Koerolesov hoort vertolken in zijn droom, en tenslotte als het personage dat de Sovjetburgers vaak gebruiken in hun dagelijks taalgebruik, zoals hierboven wordt beschreven.
Boelgakov hield van Poesjkin, zoals alle Russen, maar hij voelde zich vooral met hem verwant omwille van zijn relatie met overheid en gezag. Poesjkin werd verbannen en Tsaar Nicolaas werd zijn persoonlijke censor. Terwijl hij aan De meester en Margarita werkte schreef Boelgakov trouwens een toneelstuk, Alexander Poesjkin of De Laatste Dagen dat de relatie behandelt tussen de artiest of het genie en de repressieve staat.
We weten dat Poesjkin's kunst hem een soort van onsterfelijkheid heeft gegeven die door geen enkele politieke manipulatie kan worden uitgevlakt, en daar ligt precies de ironie van Boelgakov. Ook al verschijnt Poesjkin nergens ten tonele, hij slaagt er wel in om een centrale rol op te eisen in de roman.
Deze pagina delen |