Geen eindredactie

Nederlands > Thema's, stijl en vorm > Geen eindredactie

De meester en Margarita werd pas 26 jaar na de dood van Boelgakov - en dan nog zwaar verminkt - uitgegeven. Boek I verschijnt in november 1966 in het tijdschrift Moskva. Achteraf bleek dat er 21 passages waren gecensureerd. Boek II volgt niet in december, zoals men had kunnen verwachten, maar pas in januari 1967. Deze keer zijn er nog méér passages uit de roman geschrapt: 138 om precies te zijn. Politiek gevoelige passages, alle passages waarin vrouwelijk naakt voorkomt, en de passages met de soms schuine taal van Margarita wanneer ze heks is geworden... het verdwijnt allemaal. In Parijs verschijnt dat jaar een samizdat versie. De eerste volledige Russische tekst wordt gepubliceerd in 1969 in Frankfurt. En dan wordt duidelijk dat het boek nog niet echt af was. Boelgakov heeft de roman, waarschijnlijk mede door zijn vroegtijdige dood, nooit een definitieve eindredactie kunnen geven.

Het herhaaldelijk herschrijven, inkorten en uitbreiden van De meester en Margarita heeft voor een aantal losse eindjes en zelfs voor enkele tegenstrijdigheden in de tekst gezorgd. Boelgakov werkte aan zijn roman van 1928 tot vlak vóór zijn overlijden in 1940 met grote onderbrekingen. Hij begon het als een duivelsverhaal in 1928, maar vernietigde in 1930 zijn onvoltooide manuscript, ontgoocheld door het feit dat hij sinds 1925 niets meer gepubliceerd kon krijgen. In 1926 had de geheime politie Boelgakovs dagboeken en een manuscript van zijn boek Hondehart in beslag genomen. Na veel eindeloos palaberen kreeg hij ze terug in 1929, waarop hij ze verbrandde. Wat Boelgakov niet wist was dat de geheime politie ondertussen een kopie van de dagboeken had gemaakt.

Pas in 1932 begon hij weer aan De meester en Margarita te werken. Hij was, met de nodige moeilijkheden, ondertussen getrouwd met Elena Sergejevna Sjilovskaja (1893-1970), die voor hem scheidde van een hoge militair. Een sterke gelijkenis met de situatie van Margarita, die in Boek II haar intrede doet. In 1937 krijgt de roman zijn definitieve titel en in 1938 heeft Boelgakov een eerste handgeschreven versie klaar. Tijdens het dicteren van de eerste getypte versie echter verandert hij het nog voortdurend. Passages worden geschrapt, nieuwe toegevoegd. Een jaar later - hij is dan bijna blind - dicteert hij de Epiloog aan zijn vrouw. Maar ook nadien nog blijft hij veranderen in getypte versies en kopieën, terwijl Elena probeert alles te noteren. Een aantal notities van de nog te realiseren wijzigingen konden door de dood van de schrijver niet meer worden uitgevoerd. Daardoor konden bepaalde passages niet meer in verband worden gebracht met andere waarnaar ze teruggrijpen, of met passages waarop ze vooruitlopen.


Losse eindjes

Boelgakov liet zijn weduwe dus een tekstuele chaos na, waarin zij orde probeerde te scheppen. Eenvoudig was dat niet - mede omwille van veiligheidsredenen - maar omdat ze, net zoals Margarita, actief betrokken was geweest bij alle ontstaansfasen, kon ze veel ontbrekende punctuaties invullen.

Niet alles echter. Tijdens de opeenvolgende herschrijvingen had Michail Boelgakov neventhema's ingevoerd waar hij later niet meer op terugkwam. Een voorbeeld daarvan is figuur van Hella. Satan had haar aan Margarita voorgesteld als een belangrijk lid van zijn gevolg maar, wanneer het duivelse gezelschap opstijgt van de Mussenheuvels, is ze er niet bij. En terwijl van alle andere personages in de Epiloog hun verdere lotgevallen uitvoerig worden beschreven, komen we niets te weten over wat er met haar gebeurt. Volgens Elena Sergejevna Sjilovskaja (1893-1970), Boelgakovs derde vrouw, was dat het gevolg van het feit dat hij zijn roman niet volledig heeft kunnen afwerken. De criticus en novellist Vasili Laksjina (1933-1993) herinnert zich wat er gebeurde toen hij haar attent maakte op het ontbreken van Hella: Elena Sergejevna bekeek hem met verwarde ogen en plots riep ze met een onvergetelijke expressie: «Миша забыл Геллу!» - «Misja is Hella vergeten!»

Ook de droom van Nikanor Ivanovitsj - hoofdstuk 15 - doet compositorisch vreemd aan in het geheel. De beschrijving van deze droom is Boelgakovs reactie op het in beslag nemen van goud en kostbaarheden bij de bevolking in 1928-1929 en in 1931-1933. Dat ging toen gepaard met onbarmhartige repressies. Het is een lange diabolische grap over de geheime politie die op zoek ging naar mensen die thuis vreemd geld bewaarden - «Geef ons uw dollars uit vrije wil, anders zal u het zich beklagen. Het is een vrij opgewekte dialoog tussen een anonieme vervolger en een publiek van would-be criminelen. Maar, anders dan bij andere passages, krijgt deze droom in de rest van het roman geen functie. Er volgt niets uit, en er wordt nadien ook niet meer naar verwezen.

Waar in de Russische editie nog wel naar verwezen wordt, maar waar in de Nederlandse en Engelse vertalingen niets van is terug te vinden, is het verhaal dat de meester aan Ivan vertelt in het ziekenhuis over zijn «vriend» Aloisi Mogarytsj. In de Nederlandse en de Engelse vertalingen maken we pas kennis met Mogarytsj wanneer de meester en Margarita, na hun hereniging, de wens uitdrukken om terug samen te kunnen wonen in het souterrain, waar ondertussen Mogarytsj was ingetrokken. De Russische lezer weet dan echter al dat Mogarytsj een journalist is die zich min of meer had opgedrongen als vriend van de meester, en verdacht véél blijkt te weten over de interne deliberaties van de redactieraad die moet beslissen of zijn roman kan uitgegeven worden. In de beschrijving van de gesprek tussen Ivan en de meester staat in het Nederlands het volgende: «Vreugdeloze herfstdagen braken aan, vervolgde de gast.». Maar in de Russische editie staat na het woord «aan» geen komma, maar een punt. En dan volgt een beschrijving van 420 woorden van de vriendschap tussen de meester en Mogarytsj, en van het misprijzen dat Margarita voelt voor die «afstotelijke persoon». Een kwalificatie die de nederlandstalige lezer niet kent wanneer hij leest dat Margarita «haar nagels in Mogarytsj' gezicht klauwde» in hoofdstuk 24.

Klik hier om de ontbrekende tekst te lezen
Klik hier om het ontbrekende stuk te zien in de film van Vladimir Bortko


En een echt los eindje tenslotte staat in het begin van hoofdstuk 32. De zin «En zonder spijt verlaat hij de nevelen, de moerassen en stormen dezer aarde en geeft zich licht van hart over aan de armen van de dood, wetend dat die alleen...» wordt niet afgewerkt.

Deze paragraaf werd geschreven toen Boelgakov reeds wist dat hij stervende was ten gevolge van zijn nefrosclerose. Volgens sommige bronnen zou hij zelf beslist hebben om de laatste regel ervan onvoltooid te laten.

Boelgakov’s echtgenote Elena Sergejevna zou erop aangedrongen hebben de zin af te maken en in sommige versies zou hij dan ook eindigen met de woorden «…hem kan tot rust brengen.» In de Russische uitgave staat er dan ook op het einde, maar tussen duidelijk gemarkeerde teksttekens: <... успокоит его.>. In de Engelse vertalingen wordt de zin gewoon afgerond met «…can comfort you» (Glenny) of «... can bring him peace» (Pevear en Volokhonsky). En ook de Fransen kunnen het niet hebben dat een zin zonder einde blijft, want ook de Franse lezer krijgt een netjes afgeronde zin met «…lui apportera la paix».


Tegenstrijdigheden

Het gebrek aan eindredactie zorgt ook voor feitelijke tegenstrijdigheden in het verhaal zelf. In hoofdstuk 24 bijvoorbeeld, wanneer Annoesjka haar huis verlaat, «hoorde ze boven haar een andere deur dichtslaan». Een in ondergoed geklede man met een koffer in de hand en een pet op het hoofd (Mogarytsj) denderde over de trap naar beneden, botste tegen haar op en zwiepte haar opzij, zodat ze met haar achterhoofd tegen de muur smakte. Maar enkele pagina's eerder werd beschreven hoe «Mogarytsj door Azazello uit het raam werd gedreven». Hij kan dus moeilijk de deur achter zich dichtgeslaan hebben en dan op de trap tegen Annoesjka opbotsen.

In datzelfde hoofdstuk staat nog de volgende zin: «Ook de auto op de binnenplaats was verdwenen». Terwijl onmiddellijk daarna beschreven wordt hoe Azazello en Hella in diezelfde auto op de binnenplaats afscheid nemen van Margarita. Waarschijnlijk heeft Boelgakov in een latere versie de beschrijving van dit afscheid toegevoegd, maar is hij vergeten om het zinnetje dat er vlak vóór stond te schrappen.

Een andere tegenstrijdigheid is te vinden in de hoofdstukken 25 en 30 van de roman, waarin Michail Boelgakov de wijn beschreef die Pilatus dronk. Boelgakov wilde een wijn gebruiken met de kleur van bloed. Oorspronkelijk dacht hij dat de beroemde Falerno wijn rood was. Dus in het begin schreef hij in hoofdstuk 25 dat Pilatus Falerno wijn dronk. Maar toen hij hoorde dat Falerno donker amberkleurig was, veranderde hij de wijn in Caecuba. Helaas stierf Boelgakov voordat hij deze verandering in de hele roman kon aanbrengen. In hoofdstuk 30 is de tekst niet gewijzigd. In dat hoofdstuk zegt Azazello ten onrechte: «Let wel, het is dezelfde wijn die de procurator van Judea dronk - Falerner».

Er is nog een andere tegenstrijdigheid, waarvan ik echter niet weet of ze te wijten is aan het ontbreken van een eindredactie. In hoofdstuk 16 krijgt Jesjoea aan het kruis een spons aangereikt om te drinken. In de tekst lezen we: «Hij beet in de spons en begon het vocht gretig naar binnen te zuigen». Maar in hoofdstuk 25 vraagt Pilatus aan Afranius of Jesjoea te drinken had gekregen voordat hij aan de paal werd gehangen, waarop Afranius antwoordde: «Ja, maar hij sloeg het af». Was dit een vergetelheid van Boelgakov, of was het een bewuste keuze om de ingewikkelde persoonlijkheid van Afranius te illustreren? Moeilijk te zeggen, want letterlijk is dit niet echt een contradictie. Pilatus vroeg immers of Jesjoea te drinken had gekregen «voordat» hij aan de paal werd gehangen, terwijl hij het kreeg toen hij reeds aan de paal hing, dus niet «voordat». Ter informatie: in het canonieke Nieuwe Testament (Mattheus 27:34, Marcus 15:23) lezen we dat Jezus weigerde te drinken.


Censuur

De loose ends en de tegenstrijdigheden zijn wellicht het gevolg van het feit dat Boelgakov in zijn laatste levensjaar niet voor een goede eindredactie heeft kunnen zorgen. Maar ze zijn zeker ook ten dele het gevolg van de vele pogingen om het werk te censureren. Zinnen werden uit elkaar gerukt en vaak oordeelkundig verhaspeld. In 1967 verscheen in Bern een boekje met de verzameling van de passages die in de eerste Russische publicaties waren geschrapt. Er stonden echter geen verwijzingen naar de plaatsen waar zij thuishoorden. Het moet dus een hele heksentoer geweest zijn voor de eindredacteurs om in 1969 de eerste volledige Russische te laten verschijnen. Elena Sergejevna beschikte niet meer over een compleet exemplaar van de - min of meer - definitieve redactie, en de uitgever trad hier en daar eigenmachtig op bij het vaststellen van de tekst.

Pas in 1989 kon literatuurexperte Lidija Markovna Janovskaja (1926-2011) bij de Kyivse uitgeverij Dnipro een editie uitbrengen die, gebaseerd op alle beschikbare manuscripten, kon voldoen aan wat textologisch mag verwacht worden. In 1990 werd haar editie gebruikt voor publicatie in Moskou in een reeks Verzamelde werken, en deze tekst wordt nu door de meeste uitgevers en vertalers gebruikt als de definitieve grondtekst.



Deze pagina delen |